De vrouwentongen in mijn huis
Verzamelden zich op de vensterbank
Glurend naar de gurende lente
Werden de tongen bij iedere druppel losser
Een kakofonie ontaarde
En ontnam mijn gehoor van de buitenwereld
Gifstoffen omgezet
in poëtisch geïsoleerde lucht
Kakken, vrijen, bakken
Kakken, vrijen, bakken
Kakken, vrijen, bakken
De menselijke genoegens in quarantaine gezet,
Rolden de woorden smakeloos over de papillen van mijn privacy beschermende groene heg.
Het brak mijn concentratie
En terwijl ik onthecht mijn tantrische boek neerlegde
Verloor ik mij aan het moment
En zachtjes liet ik de woorden over mijn tong rollen totdat ook mijn papillen de smaak te pakken hadden
Kakken.
Vrijen.
Bakken.
Als gehypnotiseerd keek ik om naar mijn vingerplant
En vroeg me plots af
Hoe die het zou doen,
in een salade.