The Pirate Princess – Part III

Once upon a time there was a Pirate Princess. Adventurous at heart, she wandered wherever her feet would take her. She ran, she sailed and now found herself on the shore of the seas that had carried her for such a long time. Only this time she had her back to it. She just woke up from a strange dream. It was not that long ago that she washed up on the shore. Shipwrecked and weary, but it seemed like the dream, from which she woke, had carried on longer than the time that had passed.

The storm had lied down and a soft comforting breeze had whispered to her through the trees “It is time to stop running, come home”

And just like that, the Pirate Princess that ran, decided to stop running.

She looked around and started to understand why this place had felt so familiar. She was home, but it looked so much more beautiful than she could remember.

And so she started her long walk back to the town where it all began years ago. Reminiscing her adventures in the meantime. Such wonderful adventures! And even though she decided to stop running, she felt it was time for just one more: The adventure of a lifetime.

She found herself in front of a door. A heavy wooden door. She could still smell the memories she left on the other side of it. The memory of tenderness and of the anxiety that followed. For it was that door that she closed behind her all those years ago. But this time the memories didn’t make her run. She felt the comforting breeze that had carried her here. She saw her reflection in one of the windows. Her adventures had signed their signatures in her eyes, left their footprints in her soul.

And she knew it was time.

So she took out the little treasurebox that she had protected all those years and left it there. On the doorstep of the Navy Captain. And with it she left a promise that upon his return she would hand him the key.

The Pirate Princess – CONT’D

Once upon a time there was a pirate princess.
The pirate princess that ran. For her heart was always seeking adventure.
For some time she sailed the seven seas with a drifter, full of stories of magical realms she had never seen. But one faithful night a storm set in and wrecked the boat they were sailing on. The drifter drifted off and the pirate princess went under in the salty raging waters.
She struggled for a while but finally gave in to the feeling of drowning. Her body went limb as she surrendered to the darkness that was starting to fill her lungs.
But her eyes grew big as somewhere in the darkness she saw some sparkling lights.
As she woke up on the shore of a land that was unknown to her, yet strangely familiar, she had no recollection on how she got there.
She was safe. A vague memory of a sweet smile and a huge fishtail was the last she remembered. Something light, something loving, brought her back to shore.

She stood up, but found her body was weary, exhausted. So she wandered looking for a place to rest. And when she found a spot she just laid down. A much needed rest.

She thought about all the adventures she had been on. And somewhere in the back of her mind she found the navy captain. Oh how she wished she could have told him about all the beauty in the world. About all her adventures.
She smiled as she was thinking about that little white rabbit she followed, the seven seas she sailed and her miraculous saving by a mermaid. If only he knew. And she drifted off to sleep.

The tough pirate princess vulnerable in the wild woods of an unknown land.

As she was sleeping, eyes that had gazed from afar started approaching, holding something in its hands. It was the navy captain that laid a blanket upon his princess. Never far away. He had always been there. And asked his friends, the little white rabbit, the mermaid and all the others, to keep her safe.
He was there.
And without her knowing, he took guard that night. 

(Read the original story here: https://www.instagram.com/p/BmXAGexnefZ)

Fada do Nada: Een Feetje van Niks

Langzaam rekte ze zich uit.
Het licht scheen fel,
de lente brak aan.
De krokus opende als een rok
om haar doorschijnende lijf.
In het midden van haar buik glinsterde een rosé vlam.
Haar ogen twinkelden in het ochtendlicht
dat het veld aan haar voeten goud kleurde.
Haar haar viel als duizend regenbogen om haar stralende gezicht.
Zacht wiegde ze haar voetjes.
Heen en weer.
Heen en weer.
Ze wiebelde haar tenen.
Haar vingers.
Ze keek van haar linkerhand
naar haar rechterhand
en weer terug.
Tussen de vingertjes van haar linkerhand door
zag ze het uitgestrekte water
dat door de zon was
als duizenden diamanten
die haar vrolijk gedag zwaaiden.
Het vlammetje wakkerde aan
en een bulderende lach ontsnapte uit haar kleine lichaam.

“Sssssssht!” riep een snoek “je stoort de les”.
Ze zag een school visjes door het water glijden.
Beschaamd hield ze haar mond
“Je bent een feetje van niks”
gromde de snoek haar toe
voor hij verder zwom.

Ze liet haar hoofd hangen.
En keek naar de grond
die ineens heel hoog en heel ver weg leek.
Geschrokken door de hoogte verloor ze haar evenwicht
en viel met een plof op de grond.

De plof was enorm hard,
voor diegenen die zo’n plof kunnen horen.
De oren die een feetjesval als oorverdovend beleven
zijn dezelfde oren als die de wind haar nieuwste xylofoonuitvoering horen brengen
op de grassprietjes
in een zachte lentebries.

Onder die oren waren een paar jonge konijntjes
die wegschoten door het geluid.
Het feetje stond weer op
Het hoge gras naast haar leek te bewegen.

Een spitste snuit,
twee gitzwarte ogen
en twee spitse oren
kwamen langszaam uit het struikgewas.

De gitzwarte ogen stonden fel.
“Bedankt he!” siste de Vos,
“daar gaat mijn lunch!
Je bent een feetje van niks!”

Het feetje deinste achteruit.
Voorzichtig probeerde ze
verder achteruit te lopen
maar haar voet haakte ergens achter
en weer viel ze.
In de modder.
Haar rok vies,
haar billen nat.

Het feetje keek steeds verdrietiger
en de rosé vlam in haar buik
scheen steeds minder fel.

Een eekhoorntje hoog in een boom
keek naar het feetje en liep wat heen en weer.
Net toen hij naar beneden wilde lopen
was het feetje verdwenen.

“Ik ben een feetje van niks”
dacht ze.
En ze rende een grot in.

In de donkere grot
probeerde ze in een hoekje te schuilen.
De rosé vlam in haar buik
flikkerde wat tegen de wanden van de grot
en maakte van de stenen
mooie tekeningen in het zwakke licht.

Ineens hoorde ze iemand gapen.
En nog iemand,
en nog iemand.

“Ohnee!
Een hele Berenfamilie
was wakker geworden van haar licht!”
snel rende ze de grot uit.

“Weg van hier,
ver weg van hier”
dacht ze
“ik wil ergens heen
waar ik niemand tot last ben”.
En ze rende richting de rand van het bos.

Met tranen in haar ogen
en haar haar verwilderd
stond ze aan de rand van het bos
een betonnen wereld in te kijken.

Het zag er kaal uit zo zonder alle bomen.
Grijs ook.

Maar ze was vastbesloten.
Hoe mooi het bos ook was.

Ze was hier alleen maar iedereen tot last.

“Hey! Waar ga jij heen?”
er klonk een stem van boven haar.
Ze keek op
en zag in de boom boven haar
een eekhoorntje zitten.
In zijn hand had hij een nootje
waar hij heerlijk van aan het peuzelen was.

“Ik ga de grote mensenwereld in”
zei het feetje met tranen in haar ogen
“hier ben ik toch maar iedereen tot last.
Ik ben een feetje van niks”

De eekhoorn trok een wenkbrauw op.
Hield op met peuzelen
en klom naar beneden.

“Wie heeft jou verteld dat jij
een feetje van niks bent?”

Huilend deed het feetje haar verhaal,
van de Vos,
van de Snoek
en van de Beren.

De eekhoorn sloeg zijn staart
om haar heen en zei
“Kom mee, voor je weggaat
wil ik je even wat laten zien”

Samen liepen ze
naar een open plek in een bos
waar het feetje Mamma Beer
en twee kleine Beertjes zag spelen.

Vastberaden liep de eekhoorn op ze af.
“Beer!”
riep de eekhoorn.

De mamma Beer keek op.
Het feetje schoot snel achter de eekhoorn.
“Hier is je licht”.

Het feetje beefde van angst
terwijl Mamma Beer
langzaam op ze af kwam gelopen.

Ze glimlachte naar het feetje
en zei

“Dankjewel dat je een licht scheen
in onze duisternis.
We hadden ons verslapen voor de lente,
maar jij hebt ons wakker gemaakt.
Ik wilde je nog bedanken,
maar je was weg
voor ik dat kon doen”

Het feetje kwam
voorzichtig vanachter de eekhoorn vandaan.
Ze bloosde een beetje
terwijl ze “dankjewel” mompelde
naar de toppen van haar tenen.
Het rosé vlammetje in haar buik
wakkerde een beetje aan.

De eekhoorn zei niets,
sloeg zijn staart om haar heen
en liet haar weer doorlopen.

Ze kwamen uit
bij een holletje dichtbij een eikenboom.
Terwijl het eekhoorntje zijn eikeltje weer tevoorschijn haalde
om eraan te peuzelen.
Duwde hij het feetje het holletje in.

Daar stond ze,
zonder de eekhoorn,
alleen
in iemand anders’ hol.

Het was een druk holletje
met veel beweging
maar toen het feetje binnenkwam
was iedereen even stil.

Het leken wel honderden ogen
Die haar aanstaarden vanuit
de onbekende duisternis

De twee grootste ogen
kwamen op haar af
en voor het feetje het wist
kreeg ze de grootste knuffel
die ze ooit gekregen had.

Een groot konijn
met tranen in haar ogen
drukte de volgende woorden in haar hart:

“Je bent de mooiste fee ooit!
Dank je wel dat je mijn kinderen
hebt gered van die nare Vos”

Het feetje voelde zichzelf
helemaal gloeien.
De vlam in haar
was groter dan ooit.

Toen ze naar buiten kwam
zat de eekhoorn
nog steeds op haar te wachten.
Het nootje was bijna op.
“Nootjes zijn het lekkerste
wat ik ooit geproefd heb”
zei het eekhoorntje
“maar ik vergeet altijd
waar ik ze neerleg”.

Het feetje gloeide nog na
terwijl de eekhoorn zich omdraaide naar haar
en verder ging met praten.
“En dit nootje,
dit was het allerlekkerste ooit.
Zie je, ik was hem al heel lang kwijt
en ik had best trek.
Maar ik wist toch niet meer
waar ik dat nootje had gestopt
totdat ik jou erover zag struikelen.
Maar toen ik je wilde bedanken
was je al weg”

De oren van het feetje begonnen te gloeien.
De last op haar schouders leek lichter.
Ze voelde zelfs iets kriebelen.
Kriebelde er nou iemand op haar rug?

Snel keek ze om
en zag twee enorme
doorschijnende schermen,
Tenminste,
ze leken doorschijnend
maar hadden alle kleuren
waar ze ooit en nog nooit van had gehoord.

“Dat zijn je vleugels”
zei de eekhoorn.
“Ze zijn eindelijk opgedroogd”.
Toe maar,
probeer maar te vliegen.
Het feetje sloeg haar vleugels uit
en steeg op.

De koele lentebries door haar haar.
Ze vloog over bloemen,
over spelende beren,
over het water
met de duizenden diamantjes.

Terwijl ze naar beneden keek
zag ze een school visjes opkijken.

“Kijk!”
Riep een klein visje.
“Daar is dat mooie feetje weer
met de allermooiste lach”

Alle kleine visjes
keken op
en begonnen te zwaaien.
Het feetje zwaaide vrolijk terug.

Ze moest lachen om de Snoek
die tevergeefs riep:

“Orde!
Orde in het klaslokaal!”

De visjes waren door het dolle heen
en keken allemaal
in verwondering omhoog
naar het Feetje.

HET FEETJE VAN HET BOS

FADA DA FLORESTA.