In al haar aanrakingen
Was het de viool die haar beroerde
Het tastte haar ziel aan
Of betastte het
De strijkstok bewoog langzaam
Langs de knoop in haar buik
Het speelde droef op haar veel te strakke ingewanden
Het snerpte, en sneed.
Het groen leek dor onder haar voeten
Alsof even niets anders er meer toe deed
Onder het snikken van haar lach
Haalde de stok fel uit
Haar keel droog
Een stem zonder geluid
Het dorre gras onder haar voeten
Haalde haar bijna onderuit
Maar in die bijna val
Bespeelde hij haar vel
Hij gaf haar nog wat levensvocht
En klonk wat minder schel
Haar haar viel langs haar schouders
En wiegde heen en weer
Tot ook haar lichaam tot haar kwam
En riep om nog veel meer
Het openen voor leven
Was als een bloeiend hart
Dat danste in de regen
En de storm ervoor vergat.