Die kleine lichtgevende vliegjes in mijn hoofd
Ik hield ze in een potje
Een heel klein potje met een dekseltje gedoofd.
Ze waren zo mooi, ik wilde ze houden.
Tot in den treure hun schoonheid aanschouwen.
Maar hun vleugeltjes groeiden lam,
De gezichtjes heel droef.
Terwijl het licht zachtjes dimde,
Besefte ik pas wat ik van ze vroeg.
Met pijn in mijn hart, maar in met al mijn vertrouwen,
Weet ik dat ze buiten het potje een mooiere wereld opbouwen.
Bij mij raakten ze gedesoriënteerd en verloren.
En leerde ik dat ze in de wereld thuishoren.
Het dekseltje eraf geschroefd.
Ik ben benieuwd of ze nog weten wie ik ben.
Als ik straks hun oogverblindende lichtjes herken.