De speer leek uitgedroogd
Een kille stomp verbleef
In de stoere stille kilte
Met ooit een punt gesleept
Een lege holle ruimte
Waar ik en jij niets zag
Is wat hij ging gebruiken
En een mooie holte graf
Dat holletje dat overbleef
Nog geheel onvervuld
Zei: als je daar nu een zaadje plant
In een kinderstem gehuld.