De serenade trok als een soort gefluit aan me voorbij, zo snel als dat het voertuig voorbij flitste. Ik vond het jammer. Jammer dat ik de woorden van deze lofzang niet had kunnen opvangen. Welke van mijn prestaties zouden zij in dichtvorm hebben willen prijzen? Welke kleuren van mijn karakter werden toegezongen?
Over de woorden fantaserend liep ik door naar de auto. Niets zo fijn als de waardering van anderen. Mijn hele bestaan is tenslotte gebouwd om de goedkeuring van een ander. Ik bedoel; zou ik zonder mening van een ander uberhaupt wel bestaan?
“They think, therefore I am”