“Ik vertrouw je” hoorde ik mezelf zeggen.
Ik was ver gekomen sinds die eerste keer en al die dramatische keren die erop volgden. De een nog erger dan de ander.
Door de jaren heen was ik door alle loze beloftes het vertrouwen kwijt geraakt. En toch (!), toch durfde ik het eindelijk te zeggen.
“Weet je het zeker?” Weerklonk de stem van achter mij met een licht Rotterdams accent. Een prachtaccent, na het Haagse toch wel een van mijn favorieten.
Even besefte ik mijn kwetsbare positie, maar ik was vastbesloten.
“Ik snap het ook wel als je…” ging de stem verder, maar nog voor deze zin in dat mooie Rotterdams uitgerold kon worden suste ik nogmaals toe: “Ik vertrouw je, toe maar…”
Ruim een uur later liep ik rozig in de middagzon, mijn haar golvend over mn blauwe jas. En ook al had ze iets meer dan de puntjes geknipt, het was nog steeds een mooie lengte. Precies zoals ze had beloofd.